Geld
Gemaakt door: Bouchra en Flo
Hoofdstuk 1. De geschiedenis van geld
De geschiedenis van het geld is al duizenden jaren. De munt is de wetenschappelijke studie van geld en zijn geschiedenis.
Voor geld zijn veel materialen gebruikt, van zeldzame edelmetalen en schelpen tot volledig kunstmatig geld zoals bankbiljetten. Geld is een hoofdzaak een symbolische voorstelling van een zekere waarde. Tegenwoordig wordt vooral papiergeld gebruikt, hoewel ook plastic geld ofwel de kredietkaart gebruikt moet worden. Toch hebben metalen zoals goud of zilver veel van de hoofdzakelijke kenmerken van geld bewaren. Deze metalen hebben nog altijd een waarde die bepaald wordt door tekortheid en van lust.
Hoofstuk 2. De rol van het geld
Mensen zijn het er tegenwoordig over eens dat geld een belangrijke rol speelt in het leven. Zou er bijvoorbeeld te veel geld zijn dan zouden mensen meer gaan besteden dan er verkoopt kan worden. De prijzen stijgen, er treedt crisis op, en de economie raakt oververhit. Het tegenovergestelde is ook mogelijk, als er bijvoorbeeld te weinig geld is, kunnen mensen te weinig kopen en zal de werkloosheid toenemen: de economie verslechtert en er ontstaat er een periode van afnemende economische groei.
De functies van geld zijn:
- Het is een ruilmiddel.
- Het is een rekeneenheid.
- Het is een oppotmiddel, een opslagmedium om koopkracht (economische waarde) naar de toekomst over te hevelen.
Geld als ruilmiddel zorgt ervoor dat directe ruil overbodig is. We ruilen geld tegen goederen of diensten. Geld als rekenmiddel betekent dat het gebruikt kan worden om eenheden van waarde te benoemen en daarmee te rekenen. Zo kunnen we zeggen dat een pak melk € 1,- waard is, een brood € 2,- en dat een brood dus twee keer zoveel waard is als een pak melk. Dit is in de handel een onmisbare functie. Geld kan als oppotmiddel functioneren als er een rente over vergoed wordt die minimaal gelijk is aan de inflatie.
Hoofdstuk 3. Banken
De oplossing voor het risico dat gespaard geld met goudtransporten kwam met de eerste banken. Zij bewaarden het goud voor hun klanten en gaven hen een wissel, een ondertekend papier dat in te ruilen was voor goud. Daarmee kon de eigenaar van de wissel betalingen doen. Deze wissels waren veel eenvoudiger en veiliger te vervoeren dan grote zakken met goud. Ook dit systeem was gebaseerd op vertrouwen: men vertrouwt erop dat de bank zijn verplichtingen zal nakomen. De praktijk leerde dat, zo lang de reputatie van de bank niet geschokt werd, deze biljetten vaak van de ene persoon aan de andere werden overgedragen en dat de houders ervan zich maar betrekkelijk weinig tot de bank wenden om betaling in goud te krijgen. Deze bankwissels ontwikkelden zich tot papiergeld. Banken weten dat ze veel meer papiergeld, kunnen uitgeven dan ze goud in kas hebben, omdat maar een klein deel van het goud werd opgevraagd. De praktijk heeft geleerd dat banken tot wel tien keer zoveel papiergeld uit kunnen geven dan ze goud in kas hebben. Geven ze meer uit, dan wordt het risico dat er meer goud opgevraagd wordt dan ze in kas hebben te groot.