mossels en mosselkotters
Gemaakt door: ardjan
De Mossel
De mossel leeft in zee en is een tweekleppig weekdier.
Hij heeft een dunne maar stevige schelp.
Er is een zeer onopvallend slot, bestaande uit enkele zeer kleine tandjes.
Het bovenste van de schelp ligt bij de voorkant die spits is. De achterkant is afgerond.
De buitenkant van de schelp heeft een paarsblauwe kleur. Lichtere kleuren, geelbruin tot groen komen ook voor. In dat geval zijn vaak stralend blauwe tot donkerpaarse lijnen aanwezig.
Schelpen van jonge dieren zijn geelachtig en licht doorzichtig. De buitenste laag is zwart bij volwassen dieren. De binnenzijde van de schelp is vanuit de top van de schelp tot aan de mantellijn vaak bekleed met parelmoer.
Tussen mantellijn en schelprand is de schelp paars gekleurd.
Voeding
De Mossel is een filteraar. Het enige wat hij hoeft te doen is zijn 'huisje' te openen. Door de 'instroom opening' wordt water naar binnen gezogen en door de uitstroom opening spuit het dier het water weer naar buiten. Ondertussen komt het water voorbij een rij kieuwen. Deze halen uit het voorbij stromende water zuurstof. Het water wordt door bewegende trilharen vooruit geduwd.
De trilharen nemen het voedsel op en verplaatsen het naar een slijmlaag die dan de voedseldeeltjes naar de maag brengt. Het voedsel van de Mossel bestaat meestal uit plankton. Andere zwevende stof, zoals slib en dergelijke wordt ook uit het water gefilterd.
Verteerd en onverteerbaar materiaal wordt in pakketjes, de zogenaamde (pseudofaeces) uitgeworpen. Op deze wijze kunnen enorme hoeveelheden slib door mossels uit het water worden gehaald en vastgelegd. Mossels kunnen door het opnemen van giftige stoffen of algen die giftige verbindingen maken, zelf óók giftig worden. Hier hebben ze zelf geen last van, maar als dieren die hoger in de voedsel-keten staan, ze eten, kunnen die hiervan wel schade ondervinden.
Mossels zijn als 'zeevrucht' een bekend ingrediënt en rijk aan mineralen, fosfor, ijzer en vitaminen. Vroeger werden ze vooral gegeten in de maanden met een r (september tot april), maar dat was in de tijd dat er nog geen gekoeld vervoer over de weg mogelijk was. Tegenwoordig zijn ze het hele jaar te verkrijgen.
Dode Mossels bederven snel en zijn dan gevaarlijk om te eten. Een dode Mossel stinkt verschrikkelijk en kan vele gezonde mossels bederven.
Wat is een mosselkotter?
Een mosselkotter is een schip waarmee mosselen worden gevangen.
Mosselkotters hebben een lengte die uiteenloopt van 30 tot 40 meter. De grootste vaartuigen hebben zelfs een lengte van 45 meter met een breedte van tien meter. Door hun geringe diepgang kunnen deze vaartuigen gemakkelijk de percelen op het relatief ondiepe wad bereiken. De vloot van Yerseke telt ruim dertig moderne mosselkotters, gevolgd door Bruinisse met ruim twintig vaartuigen. Verder staan er mosselkotters ingeschreven in Zierikzee, Tholen, Hontenisse en Wieringen. De meest recent gebouwde mosselkotters zijn allemaal uitgerust met geavanceerde apparatuur en installaties om de mosselen te vangen, te spoelen en op te slaan. Ook kunnen de kotters mosselen lossen op de eigen percelen, of op de verwaterpercelen, nadat de partij is geveild op de Mosselveiling.
De mosselkor wordt gebruikt om de mosselen van de percelen te vissen. Hij is door de eeuwen heen onveranderd gebleven. Een mosselkotter is uitgerust met vier korren. Elke kor bestaat uit een stalen frame van 1,90 m breed met daarin een ondiep net. Een stang aan de onderkant zorgt ervoor dat de kor niet gaat drijven.
Een mosselkotter is herkenbaar aan zijn registratienummer op de boeg en een combinatie van letters. Hieruit kan worden afgeleid wat de thuishaven is van het schip. De nummers achter de lettercombinatie gaan vaak over van vader op zoon.
YE Yerseke
BRU Bruinisse
ZZ Zierikzee
HON Hontenisse
TH Tholen
WR Wieringen
Het werk op een mosselkotter?
De mosselkwekers beginnen met het vissen van mosselzaad.
Het gebeurt vooral op de Waddenzee en in de Oosterschelde.
Het zaad wordt gevangen op zogenaamde vrije grond, en gebracht naar de eigen percelen van de eigen mosselkweker. Die eigen percelen liggen ook op de Waddenzee of in de Oosterschelde. Mosselzaad groeit ongeveer in 2 jaar tot een volwassen mossel. Als de mosselen groot genoeg zijn, worden de mosselen opgevist en via de mosselveiling in Yerseke verkocht aan de mosselhandelaren. Als het schip aankomt bij de mosselveiling worden de mosselen bemonsterd. Uit het monster blijkt kwaliteit van de mosselen, zoals grootte, vleesgewicht en dergelijke. De mosselveiling in Yerseke is de enige mosselveiling in West-Europa. Schepen uit de andere plaatsen zoals Bruinisse en Zierikzee en zelfs uit Duitsland komen naar Yerseke om de mosselen te verkopen. Als de mosselen verkocht zijn worden ze terug gezaaid in de Oosterschelde op de zogenaamde verwaterpercelen. Op de verwaterpercelen van de mosselhandelaren. De mosselhandelaar vist daar elke dag de hoeveelheid mosselen op die hij voor die dag verkocht heeft.